Het is belangrijk om updates te installeren zodra ze beschikbaar komen. Dat geldt speciaal voor machines die bereikbaar zijn via het internet. Maar gelukkig is het heel eenvoudig om updates uit te voeren op Linux. Er zijn echter geen verplichte updates, of verplichte reboots, zoals bij Windows. Ook gaat het systeem niet uit zichzelf updates uitvoeren, meestal gebeurt zoiets op de meest ongelukkige momenten namelijk.
Het updaten van alle software op de computer wordt gedaan met de volgende twee commando’s:
sudo apt update sudo apt upgrade
Ik bedoel eigenlijk alle software die via de software repository (zeg maar de app store) geïnstalleerd is wordt zo geupdate. En dat is gelukkig bijna 100% van de software die op onze computer draait.
Het eerste commando update de repository index.
Zeg maar de lijst van beschikbare software en de versies daarvan.
Het tweede commando voert de werkelijke update uit.
Updates in Linux kunnen live worden uitgevoerd, dus zonder dat lopende programma’s daar hinder van ondervinden. Onder water gebeuren hele slimme dingen, zodat je als gebruiker eigenlijk niets merkt van de updates.
Het is daarom niet vreemd dat sommige Linux systemen een uptime hebben van meer dan een jaar. Probeer dat maar eens met een Windows server.
Een ander groot verschil tussen Windows en Linux updates is dat Linux niet upnieuw op hoeft te starten om een update af te ronden. In Windows is het heel gebruikelijk dat de computer opnieuw opstart, waarna het nog eens een half uur duurt voordat de updates helemaal klaar zijn.
Wanneer je regelmatig, bijvoorbeeld een maal per week, je Linux machine update dan duren die updates nooit veel langer dan een paar minuten.
En je kunt gewoon door blijven werken tijdens zo’n update.